Guido Debruyne °03-02-1941 Oavergemsjche Kopn

Guido Debruyne Kader 1















Bekijk het filmpje


‘Geheimen’ uit het dokterskabinet'

Kasterlee 2010 023Ei zo na 46 jaar is Guido Debruyne huisarts geweest in Alveringem. Hij startte zijn carrière in een tijd dat de mensen nog met ontzag opkeken naar ‘meneeër dokteur’, het manusje-van-alles dat behalve huisarts ook orthopedist, verloskundige, apotheker en zelfs… ambulancier was. De geneeskunde en de gezondheidszorg zijn sindsdien enorm geëvolueerd, maar de drijfveer van Guido is altijd dezelfde gebleven: zijn patiënten met hart en ziel begeleiden… van de wieg tot het graf.

Guido Debruyne is in 1941 in Keiem geboren. “Als oorlogskind ben ik opgekweekt met karnemelk”, zegt Guido. “Het enige dat ik me nog van de oorlog herinner, is dat er regelmatig vliegtuigen over het dorp vlogen. Af en toe werden er bommen gedropt en daarbij zijn ook slachtoffers gevallen. Telkens als we een vliegtuig hoorden, kropen we met zijn allen in de kelder. En in de zomer vluchtten we dan het huis uit en schuilden we in een grote diepe beek die droog stond.”

Na de lagere school in Keiem trok Guido naar het college in Diksmuide. Daar kon je maar vier jaar de Grieks-Latijnse afdeling volgen en zo verhuisde hij naar het college in Ieper. Geen toevallige keuze want zijn kozen gaf er les: paster Vanderghote, die later deken werd benoemd in Veurne. “Zijn zus was non in het slotklooster van Vlamertinge en mijn nonkel is nog missionaris geweest in India”, vertelt Guido. “Ik kom dus uit een heel katholiek nest”.

Toen ze in het laatste jaar van het secundair onderwijs aan Guido vroegen wat hij wilde worden, was zijn eerste gedacht: “ik ga voor veearts leren”. Waarom? “Omdat ik tijdens de vakanties altijd te boere ging helpen. Nagenoeg de hele familie was van boerenafkomst. Maar de principaal keek mij verbouwereerd aan en zei: ‘Jongen, jij komt uit zo’n katholieke familie. Heb je er nog nooit aan gedacht u te wijden aan de Heer?’. Godverdikke,… ik heb toch eerst heel diep moeten nadenken over wat hij daarmee bedoelde. En toen de principaal voelde dat dit toch niet mijn ‘roeping’ was, probeerde hij mij in een andere richting te duwen: ‘zou je je niet beter ten dienste stellen van de mensen en voor arts studeren?’. En dan heb ik die klik gemaakt.”

Praeses

Guido studentGezien zijn katholieke roots was het vanzelfsprekend dat Guido naar de Katholieke Universiteit van Leuven ging. En hij heeft daar niet alleen gestudeerd. “Ik ben een paar jaar praeses geweest van een sociale organisatie die hulp verleende aan de armen van de stad. In die tijd was er nog veel armoede in Leuven. Elk jaar organiseerden we een zogenaamde ‘bedeltocht’. We trokken met stootkarren door de stad om kledij en eetwaren in te zamelen. En dan kwamen de arme mensen die hulpgoederen ophalen in ons ‘sociaal huis’.”

Voor alle duidelijkheid, het ging er niet altijd zo “katholiek” aan toe. Guido was in Leuven ook actief in de studentenclub Moeder Westland. En op het thuisfront in Keiem schopte hij het tot praeses van Moeder Castor. Dat hij daar de beste herinneringen aan over houdt, lijdt geen twijfel. Trots haalt hij zijn gekleurde Westland- en Castorsjerpen en -petten boven en poseert gewillig met kameraad (en mede-interviewer) Herman Keirsebilck voor de foto. Maar vergis je niet, Guido heeft ook treffelijk gestudeerd. Hij heeft aan de universiteit een vlekkeloos parcours gereden. Hij studeert af in 1966. En dan is het hoog tijd om zijn legerdienst te vervullen.

“De dienstplicht duurde toen nog vijftien maanden. Daarvan heb ik twaalf maanden gediend in de kazerne Arolsen in de buurt van Kassel in Duitsland. Voor mij was dat een heel goede leerschool. Ik bediende niet alleen de Belgische strijdkrachten in Duitsland (BSD) maar ook hun families, met vrouwen en kinderen. En zo was ik bijna de hele dag op toer met mijn legerjeep. Ik had zelfs een chauffeur ter beschikking.”

Guido soldaat“Elke voormiddag waren er consultaties voor de militairen zelf. Ik herinner mij nog dat er veel soldaten last hadden van pijnlijke schaafwonden door schurende billen, kattesmerte zoals we dat noemen. Ik maakte daar korte metten mee. Ik duwde een schilderborstel in een emmer met methyleenblauw – dat ontsmet en dat droogt – en dan hun broek naar beneden, een paar vegen met die borstel tussen hun billen, en hop hun broek weer naar boven en ze konden vertrekken. We moesten waakzaam zijn, want er zaten heel wat carottiers tussen. We dienden er voor te zorgen dat ze niet te veel ziekteverlof kregen.”

Dr. Ollevier

Guido is in februari 1968 afgezwaaid en dan direct als huisarts gestart in Alveringem. “Mijn schoonbroer was bevriend met de schoonzoon van dokter Ollevier in Alveringem. Zo vernam ik dat hij wilde stoppen met zijn praktijk. Op die manier ben ik in Alveringem beland. Ik was toen nog vrijgezel. Maar niet voor lang meer, want enkele maanden later, in juli 1968, trouwde ik met Miejo die van dan af madame van den dokteur werd genoemd.”

Zij bleven ook wonen en werken in het pand van dr. Ollevier in de Kaatsspelstraat, een statig herenhuis van bijna 200 jaar oud met een mooie klassieke gevel. Hier hebben verschillende generaties huisartsen gewoond. Voor Ollevier was er dr. Vanstechelman en daarvoor dr. Rooryck. “Wij hebben een architect onder de arm genomen om dit huis helemaal te renoveren, maar uiteindelijk bleken de plannen niet betaalbaar. En dan hebben we met spijt in ons hart beslist om het pand af te breken en een nieuw huis te bouwen.”

Dr. Debruyne kwam hier in een vrij oubollige omgeving terecht. “Mijn eerste telefoon had nog een slinger. Als je daaraan draaide kreeg je verbinding met de telefoniste in de centrale in Leisele. En dan vroeg je aan de telefoniste: verbind me eens door met “Leisele 21”. Zij stak dan een fiche in het contact van ‘Leisele 21’ en zo kon je verbinding maken. Maar intussen kon zij het volledige gesprek mee beluisteren.”

“Als ik op de baan was, moest ik bereikbaar zijn voor dringende oproepen. Hierbij was de taak van mijn echtgenote Miejo uiterst belangrijk: alle telefoons opnemen, de contacten verzorgen aan de deur,… kortom, ze moest altijd aanwezig zijn. Maar we vormden samen een heel sterk team. En in de verschillende dorpen had ik vaste plaatsen waar mijn vrouw naar toe kon bellen. In Beauvoorde was dat de coiffeuse Vontje Plyson, in Houtem loonwerker Van Oost, in Izenberge Margrietje van ’t Spaans Kwartier en in Hoogstade de meid van de pastoor. Als er een oproep was, dan zetten ze een stoel buiten. Ik wist dan dat ik daar binnen moest gaan. Maar in Hoogstade was het probleem dat ik moeilijk weer buiten geraakte. De pasters meesn¸ een gezellig dik wuuviegje, wilde me steevast trakteren op koffie en een gigantisch stuk taart… Gelukkig is de communicatie gaandeweg verbeterd. En nu met de GSM kun je meteen zelf oppakken en inschatten hoe ernstig de situatie is.”

Engels zout

Guido kliniekAls huisarts moest je vroeger alle medische disciplines kennen. “Op ons diploma stond ‘geslaagd als dokter in de genees-, heel- en verloskunde’ en we voerden die drie disciplines ook daadwerkelijk uit”, zegt Guido. “Dat kon ook niet anders, want toen ik in 1968 begon, telde het ziekenhuis van Veurne hoop en al vier specialisten: chirurg Hofman, pediater Philips, radioloog-internist Hespel en anesthesist Depuydt.”

En de huisarts was hier ook nog eens ‘apotheekhoudend geneesheer’, omdat in een omtrek van vijf kilometer geen enkele apotheker gevestigd was. “Als ik op visite ging bij chronische patiënten, dan had ik meteen ook alle medicatie mee. Of de mensen kwamen bij mij thuis medicijnen halen. Achter ‘de pil’ bijvoorbeeld. Maar dat woord durfden ze niet uitspreken. Dan vroegen ze: ‘heb je nog van die pilletjes in een kambuisje?’ Of ze kwamen iets halen omdat ze geconstipeerd waren. Als laxeermiddel werd er dan Engels zout of magnesiumsulfaat gegeven. Zeker in de tijd van mijn voorganger was Engels zout hét geneesmiddel bij uitstek.”

De patiënten hadden een aparte en omfloerste manier van communiceren. “Ze zegden niet: ‘Ik heb pijn aan de maag’, maar wel: ‘meneeër dokteur, ’t is etwot die nie foetert, k’en ik lik ieder keeë de ’n eierpuf’. Als het over de darmpathologie ging, was het nog veel erger. Je hebt mensen waar het allemaal veel te rap dan wel veel te traag door loopt: van ‘meneeër dokteur, ’t is lik e chargebuuze’ tot ‘ke kunn nie na bachtn goan’. “

“Ik herinner me nog Marietje, een vrouwtje van in de tachtig. Ze was al bijna veertien dagen ‘verstopt’. Geen enkel middel bleek te helpen. Ik begon me zorgen te maken. Ik zei: ‘Marie, je moet naar het ziekenhuis, je goat ’t vier in je buuk kriegn’. Ze was in haar lange leven nog nooit in het ziekenhuis geweest. Het was niet eenvoudig maar ik heb haar uiteindelijk toch kunnen overtuigen: ‘Je moet geen schrik hebben, Marie, ik zal je voeren en bij je blijven’. We waren nog maar gewillig over de Nieuwe Herberg en een prot alhier en een poef al ginder… Ik dacht, moet ik dat nog tot in Veurne uithouden? Aan het kruispunt naar Beauvoorde, zeg ik tegen Marie: ‘ik denk dat ik een platte band heb, ik zal toch eens moeten stoppen. Alle deuren opengezet en een toertje rond de auto gedaan, verse lucht gehapt en weer ingestapt. En in de kliniek hebben ze uiteindelijk een heel serieus lavement gezet, en ik moet zeggen op de terugweg was er veel minder geur… (lacht).”

De eerste jaren hield dr. Debruyne ook nog consultaties op zondag. “De mensen hadden zich vers gewassen en verschoond en na de mis was het dan ook het ideale moment om op doktersbezoek te gaan”. Of voor de dokter om naar de patiënt te gaan… “Ik herinner mij een oud ventje. Elke zondag ging hij na de hoogmis op café, dronk daar een hoop pinten en als hij dan thuis kwam, kon hij niet pissen. En dan belde zijn vrouw: ‘meneeër dokteur, nuuze Maurice ku weere ze woatr nie maakn, je goa d’e keeë moetn komn om n’em te soldeern’. Ze zei dan steevast ‘soldeern’ in plaats van sonderen. Dat was doorgaans zo tegen 1 uur ’s middags als we thuis gezellig ons rosbieftje aan het eten waren. Maar soit, ik sondeerde dat ventje en dat was dan weer opgelost, toch voor een tijdje…”

500 bevallingen

Guido kabinetVroeger gingen de zwangere vrouwen nog niet naar de gynaecoloog. De bevallingen gebeurden door de huisarts. In die periode hebben dokter Jansseune en dokter Debruyne in het moederhuis van Veurne veruit de meeste bevallingen begeleid. “Ik heb dat bijna 25 jaar gedaan en ruim vijfhonderd kinderen op de wereld helpen zetten”, zegt Guido. “Ze belden vaak op het laatste nippertje. Ik herinner me een hoogzwangere vrouw aan de Nieuwe Herberg. Ze zat nog maar goed en wel in mijn auto of ze riep: ‘meneeër dokteur, ’t goat doa zien’. En wij vlug weer naar binnen, de eerste deur links naar de canapé in de beste kamer. En enkele minuten later is het kindje daar geboren.”

Soms moet je ook een beetje geluk hebben. “Ik reed met Rita Pauwels naar het moederhuis om te bevallen. En net op de parking van het ziekenhuis aangekomen, viel mijn auto stil. Ik had geen druppel benzine meer. Over timing gesproken (lacht). Op een dag kreeg ik alweer een dringende oproep voor een bevalling. En juist op dat moment viel mijn auto in panne. Dat was in de Oudekapellesteenweg, ter hoogte van de slag naar Eggewaartskappelle. Ik heb dan aangebeld bij Mongsje Speybrouck en zo kon ik met zijn auto naar het moederhuis rijden om dat kindje ter wereld te helpen.”

“En dan was er eentje van Prinsiers. Ik had bij haar al vier bevallingen begeleid en het was weer van dat. Ze belt me op in het holst van de nacht: ’meneeër dokteur, ’t is ‘t moment’. Ik zeg dat ze zo vlug mogelijk moet komen. Ze belt aan, ik laat ze binnen en ’t was direct gank. Zij kocht haar kindje in mijn consultatiekamer, in de Kaatsspelstraat nr. 15. Nadien ben ik met vrouw en kind naar het moederhuis gereden.”

Het was toen nog niet de gewoonte dat zwangere vrouwen op prenatale consultatie kwamen. “Als ze tijdens de dracht twee keer langs kwamen, dan was dat al heel veel”, zegt dr. Debruyne. “Een vrouw was zwanger van haar derde kindje. Niemand wist dat ze in verwachting was. Ze zat van nature al goed in het vlees. Ze belde mij voor de eerste keer de dag dat ze moest bevallen. Voor haar was dat de normaalste zaak van de wereld. En gelukkig is het allemaal goed verlopen, maar dat is zeker geen certitude. We werden toen nog vaker geconfronteerd met doodgeboren kinderen. Ik heb de vrouwen echt moeten aanleren dat prenatale controles ontzettend belangrijk en noodzakelijk zijn.”

Onderzoek

Bij de verloskunde beleef je meestal schone momenten. “Als arts ben je heel content dat de geboorte van het kind goed verlopen is. En ook de moeder en de familie zijn gelukkig en blij. Er wordt nieuw leven geschonken. Maar tegelijk wordt je als huisarts ook geconfronteerd met veel pijn en verdriet. Leven en dood liggen soms dicht bij elkaar. In al die jaren heb ik veel kankerpatiënten behandeld. Alle soorten kankers, maar toch vooral veel borstkankers. Gelukkig is de behandeling van borstkanker de afgelopen jaren enorm verbeterd.”

Guido huisDe indruk ontstaat dat er vroeger minder vrouwen met borstkanker waren. Maar dat kan volgens dr. Guido Debruyne ook te maken met het feit dat de opsporing minder goed was en dat mensen sowieso minder naar de dokter gingen. “Bovendien veroudert de populatie en we ontdekken veel kankers bij oudere mensen.” En zo komen we bij zijn stokpaardje: “Vrouwen van 50 tot en met 69 jaar krijgen de kans om elke twee jaar een mammografie te laten nemen. Ik wil iedereen overtuigen van het nut van zo’n onderzoek. En dat geldt net zo goed voor het bevolkingsonderzoek naar dikke darmkanker, of het prostaatonderzoek bij mannen vanaf 45 jaar. Meerdere patiënten van mij hebben zo ontdekt dat ze kanker hadden en zijn met succes geopereerd. Zonder die test waren ze wellicht te laat gekomen. Vroegtijdige opsporing verhoogt aanzienlijk de kans op genezing. Die testen zouden even vanzelfsprekend moeten zijn als het jaarlijkse bloedonderzoek.”

De geneeskunde heeft de afgelopen decennia een enorme evolutie, zelfs revolutie doorgemaakt. “Als beginnend huisarts heb ik nog zelf röntgenfoto’s gemaakt, meestal van eenvoudige breuken van armen en benen. En de reden was heel simpel: in het ziekenhuis van Veurne was er toen nog geen orthopedist. Ondertussen heeft de radiologie een hoge vlucht genomen, met onder andere CT- (computer tomografie) en MRI-scanners (Magnetic Resonance Imaging) die allerlei doorsneden maken van je lichaam en weefsels en organen in beeld brengen. Maar ook met nucleair onderzoek waarbij een speurstof wordt ingespoten. En dan heb ik het alleen nog maar over de onderzoekstechnieken en beeldvorming. Ook op het vlak van heelkunde hebben we enorme sprongen voorwaarts gemaakt.”

“Als huisarts blijven we die evolutie en veranderingen op de voet volgen dank zij maandelijkse, soms wekelijkse bijscholingen en aangepaste cursussen. Maar toch mag je nooit vergeten dat onze stethoscoop, onze otoscoop en onze bloeddrukmeter nog altijd de basisinstrumenten zijn van iedere arts. Als je meteen naar de specialist stapt voor een groot onderzoek, dan mis je zonder die basisonderzoeken veel belangrijke informatie. Net daarom blijft het valiesje van de huisarts zo nuttig.”

Fakkel doorGuido Debruyne is er dan ook van overtuigd dat de huisarts een cruciale rol zal blijven spelen in de gezondheidszorg. “Een huisarts staat dicht bij de mens en zijn omgeving. Hij bekijkt de patiënt in zijn totaliteit en houdt dan ook rekening met alle aspecten. Een specialist daarentegen kent dat volledige plaatje niet. Er bestaat daar een zeer mooie uitdrukking voor: ‘De huisarts is een dokter die van alles iets weet maar van iets niets. En een specialist is een dokter die van iets alles weet maar van alles niets’.”

En Guido Debruyne heeft recht van spreken. Hij is van februari 1968 tot eind december 2013 onafgebroken huisarts geweest in Alveringem. Na net geen 46 jaar dienst en op een zucht van zijn 73ste verjaardag heeft hij zijn praktijk overgelaten aan dr. Christophe Verrue. En hij kijkt tevreden en met voldoening terug: “Ik heb mijn keuze nooit of te nimmer beklaagd. Ik heb mijn job altijd met volle goesting gedaan.”

  Zoeken  

  • tel.
Webdesign & Development by DigitalMind | Powered by eXopera