Jules Leroy (1858-1939)

Leroy Jules - foto 2De volksverteller Jules Leroy komt op 8 augustus 1858 ter wereld op de ouderlijke hoeve van August Leroy en Rosalie Decoen, in de Nachtegaalstraat in Haringe. Jules is de oudste spruit van een kroostrijk gezin van elf kinderen waarvan er slechts 8 zullen opgroeien.

Kort na zijn geboorte verhuist de familie Leroy naar de hergerg-boerderij “De Haghedoorn” in Beveren-aan-de-IJzer. In deze herberg, dichtbij de grens, is Jules getuige van veel straffe verhalen van blauwers en kommiezen. 

Jules gaat naar school op ‘t Cappeltje. Hij is een echte deugniet. Wanneer hij op het einde van zijn jaren in de lagere school vertelt: “Ik ga naar Roeselare… om voor paster te leren”, kan de meester zijn oren niet geloven. Maar zijn wil geschiede: Jules wordt in 1884 in Brugge tot priester gewijd door bisschop Faict en gaat meteen aan de slag als leraar aan het college te Brugge.



Zeisels en Vertellingen

In 1889 wordt hij onderpastoor in Staden. Door zijn vele huisbezoeken staat hij bekend als een “menschenzot” en gaat hij voortaan door het leven als “paster Roye”. Daar begint Jules Leroy de vele verhalen die hij als kind in Beveren-aan-de-IJzer hoorde, uit te schrijven. Zijn “Zeisels en Vertellingen” zijn oude legenden en verhalen die in acht delen worden gepubliceerd.

In het eerste deel vinden we het verhaal van de “Kalle Geete”, een heksenverhaal dat zich op het einde van 18de eeuw afspeelt in Beveren-aan-de-IJzer. In “Karel de Blauwer” doet hij het verhaal van een roemruchte smokkelaar of blauwer uit zijn kindertijd. En voor “Pieter de Pensejager” vindt hij inspiratie bij Alfons Leny, een verwoed stroper uit Proven.

Door het succes van deze werken moeten deze veelvuldig worden herdrukt, zelfs tot in de jaren 1940. Ook schrijft Jules Leroy talloze bijdragen voor “Biekorf” en “Rond den Heerd”, twee tijdschriften over volkscultuur en –taal in West-Vlaanderen, en voor de voormalige krant “De Belgische Standaard”. Verder schrijft hij nog het minder gekende “Valentijn en Wolfried”, een wonderbaarlijke legende over twee broers uit de jaren 1600.

In 1910 wordt Jules Leroy benoemd te Wulpen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog schrijft hij over het wel en wee van zijn dorp. Hij brengt regelmatig de avond door op een hoeve waar de Belgische soldaten verblijven. Na de oorlogsjaren houdt “paster Roye” eraan om de jaarlijkse kermis te Beveren bij te wonen.  Eén dag gaan en één dag keren met zijn zware wandelstok in de hand te voet vanuit Wulpen.

Zijn laatste levensjaren in Wulpen is hij nog moeilijk te been en verplaatst hij zich met zijn “driewielkarre”. Hij neemt in 1933 ontslag en gaat op rust in Veurne, waar hij op 20 november 1939 wordt begraven.

  Zoeken  

  • tel.
Webdesign & Development by DigitalMind | Powered by eXopera